03/01/2025
Op 9 maart 2019 mailde Guus Luijters (1943-2025) naar een redactielid van Argus: “Klein geluk per 1 maart opgeheven. Guus ongelukkig.” Na zijn Parooltijd vond hij veilig onderdak in 'Argus'. Sindsdien heeft hij geen nummer overgeslagen. We publiceerden een bundel van hem “Klein geluk in Parijs.” Wat waren we blij met hem! En dat blijven we. Zijn laatste bijdrage in het Kerstnummer van 18 december jl.:
Ouders
(In de binnentuin vliegt af en toe een papegaai die als hij neerdaalt op een tak een ogenblik zijn veren spreidt om mij de schoonheid van zijn indigo te tonen):
Ik denk de laatste tijd vaak aan mijn moeder en zowaar lukt het regelmatig me niet alleen haar lach maar ook haar stem voor de geest te halen. Mijn vader zit nog in de keuken. Hij drinkt zijn thee en zijn boterhammen zijn gesmeerd en ingepakt. Mijn moeder begeleidt hem naar de deur en als hij de trap afdaalt, roept ze hem van het portaaltje na: ‘Werk lustig!’ Dat doet me 70 jaar later nog net zoveel plezier als toen. Als mijn vader de deur uit is, verschijnt ze tussen de de glazen schuifdeuren die toegang geven tot mijn kamertje waar ik in mijn opklapbed doe of ik nog slaap en zingt, eerst zachtjes en dan luider: ‘Sta op, uit uwe schans en dood dan onherroepelijk die dikke domme gans!’ Acht uur, dat betekent dat we nog een half uur samen in het grote bed kunnen liggen, om naar de Ontbijtclub te luisteren, of over Uch Uch Rauwplug te praten, de eskimo die op de Noordpool woont waar Wammes Waggel met een ijscokarretje staat of om ‘Ik zie ik zie’ te spelen. In de keuken, tijdens de thee (‘Ka Uw Thee’, zegt mijn moeder als ze de thee schenkt) doet ze een ‘kattenwasje’ aan de kraan. ‘Als je weg bent, ga ik lekker weer naar bed,”zegt ze als ik op het punt sta om de trap af te lopen. Op het houten plateautje onder aan onze treden ligt de dagelijkse verrassing (het Snoepje van de Week, een reep, Engelse drop) van mijn tante Corrie al op me te wachten. Als ik langs het hek van de binnentuin loop, staat mijn moeder op de waranda en zwaait, en zwaait tot ik uit zicht ben.
GUUS LUIJTERS