21/12/2024
Mijn column voor ons bedrijfsblad ONDERGRONDS:
GA TERUG NAAR DE GEVANGENIS
Er zijn natuurlijk meer mensen met een bijzonder beroep als het onze. Die ook weleens ’s nachts of ondergronds moeten werken zodat er brood op de plank komt. Allemaal goudeerlijke werklieden. Maar er zijn er ook die niet zo eerlijk aan hun ‘zuurverdiende’ centjes komen. Die vroeg of laat alsnog tegen de lamp lopen en daarvoor moeten ‘brommen’. Omdat de praktijken waarmee zij zich bezighielden, nu eenmaal niet bepaald stroken met de wet.
Die types krijgen van de Staat der Nederlanden een tijdelijk onderdak. Gedwongen, welteverstaan. En laat ik het beestje maar bij naam noemen, die lui gaan dus naar de gevangenis. Zoals u wellicht al dacht, is een gevangenis van alle gemakken voorzien. Een regenbestendig dak, geïsoleerde muren, stromend water, do**he en toilet en dus ook een riolering. En waarschijnlijk moeten die klanten veel zelf schoonmaken, het riool echter, wordt door een deskundig en gecertificeerd bedrijf gereinigd.
Wanneer ik onze jongens na gedane arbeid op de vestiging Waalwijk tref, vraag ik soms waar ze die dag gewerkt hebben. En u voelt hem al aankomen, laatst was er een set naar een gevangenis bij ons in de buurt gestuurd. En niet zomaar één: de Penitentiaire Inrichting in Vught. Die momenteel een paar heel bekende namen onder het dak bewaart. En omdat een beetje ‘gediplomeerd’ crimineel een bijnaam heeft, weet u als ik zeg De Neus en De Kleine vast wie ik bedoel. Voor het gemak noem ik ze verder in dit verhaal, toch maar zoals ze echt bekend zijn.
Benieuwd naar hoe dat binnengaan van zo’n inrichting in z’n werk gaat, vroeg ik aan onze collega of de mogelijkheid bestaat dat je Willem en Ridouan toevallig een keer toevallig ziet langslopen? Die even willen kijken wat de mensen van ons bedrijf allemaal voor werkzaamheden komen verrichten? Echter bij het woordje ‘langslopen’ begon de machinist al heftig ‘NEE’ te knikken. ‘Ach’, zei ik teleurgesteld, ‘Dat mogen ze dus niet. Wat jammer. Toch?’
‘Want zeg nou zelf’, ging ik verder, ‘Was het niet spannend geweest wanneer je die mannen buiten op de luchtplaats had aangetroffen, terwijl ze gezellig een kaartje legden? En omdat er een maatje ziek was, ze nog een vierde man zochten om een potje te klaverjassen? Waarna een knikje van Willem naar zijn bewaker voldoende was, en jij via een hek bij hen aan tafel mocht komen zitten? Niet om voor geld te spelen, want dat hebben ze misschien niet eens. Maar wel om lucifers, of zo?’
Helaas begon onze collega bij het woordje ‘luchtplaats’ ook al meteen ‘NEE’ te knikken. Dus hield ik het maar voor gezien. ‘Jammer’, zei ik opnieuw. ‘Misschien heb ik wel te veel fantasie.’ Met de deurklink in mijn hand wilde ik er nog één ding over zeggen: ‘Maar… ik kan me voorstellen dat als die mannen jou wél daar aan het werk hadden gezien, ze heel graag gewenst hadden dat ze vroeger voor een goudeerlijk beroep net als dat van jou gekozen hadden.’
LOODSBAAS JACK vandervalk+degroot